Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Maar die man zeide tot Joab: En of ik al duizend zilverlingen op mijn handen mocht [17]wegen, zo zou ik mijn hand aan des konings zoon niet slaan; want de koning heeft u, en Abisai, en Ithai, voor onze oren geboden, zeggende: [18]Hoedt u, wie [gij zijt], van den jongeling, van Absalom. 17. Dat is, mij toegewogen zijnde, in mijn handen ontvangen of tellen. 18. Versta, aan te roeren, of leed te doen. Hebreeuws eigenlijk, bezwaar, of let er op, neem waar, neem in acht, zie toe, [gelijk wij zeggen] wie aan, of tegen den jongeling, van Absalom. De zin is: wie hem leed doet, dien zal ik, enz., het is een afgebroken rede bij ons ook gebruikelijk. Of, let er op dat hem niemand leed doe. Anders, een ieder lette op den jongeling, op Absalom. 18. van den jongelng, Versta, aan te roeren, of leed te doen. Hebreeuws eigenlijk, bezwaar, of let er op, neem waar, neem in acht, zie toe, [gelijk wij zeggen] wie aan, of tegen den jongeling, van Absalom. De zin is: wie hem leed doet, dien zal ik, enz., het is een afgebroken rede bij ons ook gebruikelijk. Of, let er op dat hem niemand leed doe. Anders, een ieder lette op den jongeling, op Absalom.